Margriet Nienhuis-Folkers

handen

Uitprobeersel: Tafel truc

Om goed te kunnen rekenen is het erg belangrijk dat je de tafels van 1 – 10 goed uit je hoofd kent. Dat betekent dat je ze op een rijtje kan opnoemen, maar vooral dat je ze willekeurig door elkaar foutloos kan beantwoorden. Dan heb je een goede basis om de grote keersommen op te kunnen lossen, maar ook om te kunnen rekenen met breuken, procenten, verhoudingen enz. Het is dus erg de moeite waard om tijd en energie te steken in het leren van de tafels!

Nu zijn er kinderen, jongeren én volwassenen die, helemaal suf geoefend, de tafels nog steeds niet kennen. Toch moeten ook zij verder, want het feit dat je de tafels niet kent betekent zeker niet dat je dom bent of een laag IQ hebt! Je kan dus wiskunde-examen moeten doen, of een rekentoets maken en dan is het toch handig om de tafels te kunnen hanteren. Daarvoor is deze truc bedoeld. Het is dus geen vervanging van het ‘uit je hoofd leren’ van de tafels, maar het is wel een handige truc zolang je dat nog niet onder de knie hebt.

De lage tafelsommen lukken meestal wel; 1x, 2x, 3x, 4x en 5x zijn minder moeilijk dan de grotere getallen. Deze truc gaat ervan uit dat je de lage keersommen kent.

Neem beide handen voor je, met de vingertoppen naar elkaar toe (zie plaatje) Geef elke vingertop een getal van 6-10, van onder naar boven.

Neem de keersom die je moet uitrekenen: 8 x 7, laat die vingertoppen elkaar raken.

Verdeel met een denkbeeldige lijn je handen in een bovenste en onderste gedeelte. de vingers die elkaar raken horen bij het onderste gedeelte.

Tel de onderste vingers bij elkaar op: 3 van de linkerhand en 2 van de rechterhand: 3 + 2 = 5. Dat zijn de 10-tallen: 50

Vermenigvuldig de bovenste vingers met elkaar: 2 aan de linkerhand en 3 aan de rechterhand: 2 x 3 = 6. Dat zijn de lossen.

Tel de 10-tallen en de lossen bij elkaar op: 50 + 6 = 56

Soms komt er een getal boven de 10 uit bij de bovenste vingers, dat is niet erg; gewoon optellen:

Voorbeeld: 7 x 6: Vingers 7 en 6 tegen elkaar aan (wijsvinger en duim). Tel de onderste vingers bij elkaar op: 3. Dat is dus 30, vermenigvuldig de bovenste vingers met elkaar: links 3, rechts 4. Dus 3 x 4 = 12. Bij elkaar optellen: 30 + 12 = 42

Succes met je toets!

 

 

 

Bewaren

Bewaren